Allerlei nieuwe ontwikkelingen en harde realistische feiten uit de wetenschap geven ons een gevoel van kennis, zekerheid en veiligheid. We denken veel te weten. We denken te weten hoe de aarde in elkaar zit, voelen ons zeker van ons leven door de mogelijkheden die de medische wereld ons levert en een gevoel van veiligheid besluipt ons als we politie over straat zien lopen.
Kennisego: “Ik weet veel”
Met de grote impact van het internet als informatiebron is dit beeld van ‘kennis hebben’ nog veel groter. Door de distributie van kennis denken we veel te weten, de waarheid in handen te hebben. We identificeren ons met onze kennis en voelen ons superieur aan de natuur. We zetelen ons in een saaie wereld die we ‘kennen’ en daarmee verloochenen we het ongekende.
Wat is kennis eigenlijk en hoe komen we eraan?
Volgens filosofen O. Hilrich en Rob Wijnberg begint kennis bij een aanname. We lezen of horen iets en koppelen er een redelijke mate van zekerheid aan vast. Als een professor zegt dat een bepaald medicijn zal helpen tegen kanker, dan zullen we het eerder geloven dan wanneer een man op de markt schreeuwt dat het medicijn zal helpen. Oosterse geneesmiddelen als Chinese acupunctuur zullen we niet gauw vertrouwen, maar de vele pillen die de huisarts voorschrijft slikken we zo. En daar verdienen ze flink aan. Verscheelt een dokter nog steeds veel van een kwakzalver?
Onze kennis is gebaseerd op aannames
We nemen aan dat er zoiets is als tijd of energie. Maar hoe kunnen we verifiëren of tijd bestaat? Sofisten betwijfelden dat er zoiets was als tijd. Pythagoras zei dat tijd een product was en dat er eerder zoiets bestaat als causaliteit. En causaliteit is weer een aanname van een oneindige keten van oorzaak en gevolg. Het zijn allemaal aannames. We veronderstellen, maar in essentie weten we er niets van. Wat is energie? Wat is materie? Wat is bewustheid? Ineens lijken dit allemaal lege begrippen. Onze kennis is ongefundeerd. Het zijn gewoon benaderingen van hoe we denken dat iets is.
Kennis is relatief
Toch zijn we ervan overtuigd dat die lege begrippen bestaan, ook al staat ons oordeel dus op lege schroeven. In de werkelijkheid staan de zaken dus gewoon op zichzelf; ze zijn totaal onafhankelijk van onze zogenaamde kennis of oordeel. De werkelijkheid zoals wij die hanteren, is zoals wij die waarnemen of ‘willen’ waarnemen. Iedereen heeft dus z’n eigen werkelijkheid en dus ook zijn eigen visie op wat kennis is en wat niet. Al onze kennis is dus relatief. We hebben met z’n allen afspraken gemaakt over zaken als tijd en taal. Maar eigenlijk kunnen we niet werkelijk definiëren, weten of bewijzen dat deze dingen zijn zoals wij ze zien.
Kennis is ontoereikend en fragmentarisch
Zo zien we maar dat onze kennis uiteindelijk betreurend is. Het is veel te weinig en eigenlijk niet deskundig. Er liggen geen muurvaste feiten onder; we hebben geen harde bewijzen. We stellen gewoon een hypothese en zoeken naar bevestiging. En zo stoten we ons hoofd aan onze eigen waan van kennis. Ook ‘kennen’ we slechts ‘fragmenten’ van de werkelijkheid. Onze kennis is immers gebaseerd op onze beeldvorming en oordeelvorming. Wat we niet zien, weten we niet. En wat we niet willen weten, daar kijken we niet naar. In India hebben ze bijvoorbeeld al jarenlang een geneesbehandeling voor kanker, dat afstamt uit de duizenden jaren oude Ayurveda. Toch is het westen nog steeds bezig met het ontwikkelen van andere methoden om kanker te bestrijden, ontkennend dat er zoiets effectiefs is in het oosten. Onze kennis is dus fragmentarisch. We zijn selectief in onze beeldvorming. Denk maar eens aan de vele mensen die we dagelijks zien en de zeer weinigen ervan die we onthouden.
Waan van kennis
Wat we ‘kennen’ en ‘waar’ vinden is dus eigenlijk gebaseerd op aannames, en beperkte waarnemingen en informatie. En alle nieuwe ontdekkingen die op basis hiervan plaatsvinden, worden als ‘logisch’ bestempeld en zo geïntegreerd in onze waan van kennis.
We kunnen dus niet alles weten. Een ieder heeft zijn/haar eigen werkelijkheid. Toch pretenderen we in de praktijk dat we wél alles kunnen weten.
In het vorige deel hebben we gezien dat ons rationele denken eigenlijk niet geschikt is om de ‘objectieve’ werkelijkheid te bevatten. De wetenschap doet ontdekkingen die ze vervolgens herinterpreteren en zo verklaart ze een zogenaamde ‘werkelijkheid’ waar ze de aard niet van kent. En dat levert weer vele producten op die ons zogenaamd kennis, zekerheid en veiligheid opleveren.
Ons veilige kennisego
De denkbeeldige, subjectieve, fragmentarische en relatieve werkelijkheid in ons zorgt voor kennisego en in kennisego voelen we ons zeker en veilig. Maar als we eerlijk en realistisch naar onszelf willen zijn, zullen we ons kennisego toch op een pitje lager moeten laten draaien, naar wat meer bescheidenheid, wat meer naar “Ik weet dat ik uiteindelijk niets weet”. Het is een uitspraak van de Griekse filosoof Socrates. Het is vaag, maar laat wel goed zien hoe onzeker uitspraken eigenlijk zijn, en daar valt weer veel over te filosoferen. En dat is weer goed voor onze creativiteit, het out of the box denken. Zo krijgen de zaken om ons heen een andere betekenis. Ons beeld wordt breder, diverser. En we gaan anders nadenken over de wereld om ons heen. We laten ons inspireren en komen op vernieuwende ideeën. Gek he, hoe mysterieus en wonderlijk de werkelijkheid is?
We verschillen niet zoveel van elkaar
Kennelijk is het verschil tussen mensen dus toch niet zo groot als we vaak denken. We passen allemaal dezelfde trucjes toe. We hebben een beeld gevormd op een bepaalde manier, zijn iets gaan geloven, wat gaan vinden van al die beelden, en verbinden er allerlei conclusies aan. Onderling kunnen de werkelijkheden heel erg van elkaar verschillen, maar in de manier van hoe ze tot stand komen, zijn ze eigenlijk allemaal hetzelfde. In principe verschillen we dus helemaal niet zoveel van elkaar. Wat waar wordt gevonden en wat waar is, is dus afhankelijk van ons eigen referentiekader en onze eigen ideeënwereld. De waarheid bestaat dus eigenlijk niet. Het is maar net wat voor betekenis we ergens aan geven. Ineens zien we dat het verschil tussen bijvoorbeeld wetenschap en religie dus niet zo groot is als we vaak denken. We passen immers allemaal dezelfde trucjes toe.
Imiteren of ons eigen verstand gebruiken?
We kunnen niet rechtlijnig zeggen: dit klopt en dat niet. Zoals filosoof Richard Rorty zei: “Je kunt niet boven interpretaties uitstijgen en bij feiten komen of onder interpretaties graven en op feiten stuiten.” Het is allemaal interpretatie. Misschien is dit wel een opening om voortaan te “weten” door zelf te ervaren met ons eigen verstand in plaats van iets weten door van anderen aan te nemen. We nemen teveel aan van wat op de televisie draait en laten ons zo als het ware – bewust of onbewust – “inspuiten” met oordelen en ideologieën van anderen. En zo worden we beperkt in ons denken en belanden we in de waan van kennis of het bezitten van de zogenaamde ‘waarheid’.
Op weg naar begrip voor elkaar
U zult wel merken dat in deze presentatie ook veel onbescheiden beweringen zijn gedaan over de waarheid. Maar zoals ik al liet blijken in het artikel is niets zeker. Het zijn slechts waarnemingen en suggesties bedoeld als hulpmiddelen om zelf het innerlijk waarnemingspad op te gaan en zo meer begrip en wellicht respect te krijgen voor elkaars denkbeelden.
Laten we de waan van absolute kennis dus loslaten en onze ongefundeerde, fragmentarische kennis niet te belangrijk maken.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!