De Ashvina Navratri heeft twee achtergronden die beide te maken hebben met overwinningen van het goede op het kwade. Één is gewijd aan Durga en één aan Rama.

Navratri [Navarātri] is een periode die twee keer per jaar voorkomt, één keer in de Hindoemaand chaitra [caitra] en één keer in de maand ashvina [aśvina]. De Ashvina Navratri heeft twee achtergronden. De bekendste is waarschijnlijk het verhaal van Durga’s [Durgā] overwinning op de kwade demon Mahishaasura [Mahiṣāsura]. Het andere verhaal is dat van Rama [Śrī Rāma], die voor de strijd tegen Raavana [Rāvaṇa] Durga vereerde en door haar zegen in staat was om in deze negen dagen Raavana te verslaan.

Tithi

Ashvina shukla pratipad t/m ashvina shukla navami [śukla, navamī]

Durga vernietigde Mahishaasura

De Devi Bhaagavatam [Devī Bhāgavatam] beschrijft het verhaal van twee broers, Rambha en Karambha, die zeer strenge ascese beoefenden om krachtig te worden. Rambha deed dit door tussen vijf rituele vuren te staan (panchaagni [pañcāgni]) en Karambha door in water te staan dat tot zijn nek kwam. Indra Deva voelde zich hierdoor bedreigd, omdat Hij en zijn koninkrijk vaak werden aangevallen door schepsels die bijzondere krachten hadden verworven middels strenge ascese. Daarom nam Indra de gedaante van een krokodil en doodde Hij Karambha. Toen Rambha te weten kwam over de dood van zijn broer, besloot hij zijn hoofd af te hakken en in het vuur te offeren, om de intensiteit van zijn ascese te vergroten. Maar op dat moment verscheen Agni Devata [Agni Devatā] voor hem en sprak dat het een zonde was om zelfmoord te plegen. Ook gaf hij Rambha een vardaan [varadāna] (zegen) dat hij Hem mocht vragen wat hij wilde. Agni Devata zou het hem geven.

Rambha vroeg hierop onsterfelijkheid, dus kreeg Rambha de zegen dat hij niet kon worden gedood door mannen, Devata’s of asura’s (demonen). Door de vele en diepe ascese van Rambha had hij vele gaven verworven en was hij heel krachtig geworden. Na de zegens te hebben verworven, ging hij rondwandelen in de tuin van Yaksha [Yakṣa]. Daar werd hij verliefd op een vrouwtjesbuffel. Hij nam de gedaante van een mannetjesbuffel en bevruchtte haar. Maar al snel kwam de echte mannetjesbuffel, die Rambha ontdekte en hem vermoordde. Door zijn ego had hij niet gevraagd om onsterfelijkheid jegens dieren en nu werd dus een dier de oorzaak van zijn dood. De vrouwtjesbuffel, die zwanger was, besloot zichzelf te doden en sprong in Rambha’s crematievuur. Hieruit ontstond Mahishaasura, een demon die half buffel was en half mens. Mahishaasura was doorgeslagen en door Rambha’s ego besloot hij de Devata’s hun macht af te nemen door Ze aan te vallen.

Als eerste viel hij de hemel aan en versloeg hij de Devata’s. Hulpeloos gingen de Devata’s naar Vishnu [Viṣṇu] toe voor hulp. Hij besloot alle krachten van de Devata’s te combineren door eerst Brahma [Brahmā], Vishnu en Shiva [Śiva] te combineren in een zeer krachtige, vrouwelijke gedaante: Durga. Zij was zelfs veel krachtiger dan alle goddelijke energieën bij elkaar. Vervolgens werd Zijn bewapend met verschillende attributen van de Devata’s: de drietand van Shiva, de discus van Vishnu, de schelphoorn van Varuna [Varuṇa], de speer van Agni, de knuppel van Yama, de boog van Vaayu [Vāyu], de pijlen van Surya [Sūrya], de bliksemschicht van Indra, de knots van Kubera, de waterpot van Brahma [Brahmā], het zwaard van Kaala [Kāla] en de bijl van Vishvakarma [Viśvakarma]. Van Himaavana [Himāvana] kreeg Ze een leeuw als rijdier. Als belichaming van de alle kracht vocht Durga negen dagen lang met Mahishaasura. Elke dag nam Ze een andere gedaante aan. Uiteindelijk vernietigde Ze op de tiende dag de kwaadaardige demon in Haar gedaante als Chandika [Caṇḍikā]. Hierom staat ze ook wel bekend als Mahishaasuramardini [Mahiṣāsuramardinī] (de vrouwelijke doder van Mahishaasura).

Rama versloeg de demonenkoning Raavana

Raavana [Rāvaṇa] was een kleinzoon van Brahma [Brahmā] en één van de hoogste priesters. Hij was een groot toegewijde van Shiva [Śiva] en had van Hem de zegen van onsterfelijkheid gekregen. Maar Raavana maakte hier misbruik van. Hij verstoorde de natuurwetten en werd hierdoor demonisch van aard. Door zijn grote macht was hij erg arrogant geworden en werd hij een terreur, zelfs voor de Devata’s. Maar eigenlijk was alles wat hij deed een politiek spel om uiteindelijk te worden gedood door Vishnu [Viṣṇu]. Een groot onderdeel van dit spel was het ontvoeren van Sita [Sītā], de echtgenote van Rama [Rāma]. Zo lokte hij Rama uit tot een strijd, waardoor hij zijn doel bereikte: hij werd vernietigd door Vishnu en werd verlost van zijn bestaan op aarde. Het verhaal van Jaya en Vijaya zal dit verduidelijken.

In de Puraana’s [Purāṇa] wordt beschreven dat Rama voor het oversteken van de oceaan een puja [pūjā] verrichtte voor Durga [Durgā]. Hij vertelde Haar waarom Hij Lanka [Laṅkā] (het rijk waar Raavana heerste) wilde binnentreden. Dit deed Hij omdat Durga de beschermster van Lanka was. Lanka was voorheen namelijk van Kubera en Raavana had het land van Kubera veroverd. Als koning voelde Hij zich verplicht om Durga in te lichten over het feit dat Hij haar terrein zou betreden. Durga antwoordt hierbij dat Zij Rama’s schaduwenergie is en Zij zijn dienares is. Wat Hij ook zou wensen, zou Zij Hem schenken. Hierop werd Rama door Durga gezegend dat Hij Raavana zou verslaan. Durga representeert hier de Oerbron van alle energie, zonder wie we niets kunnen bereiken in het leven. Zonder Durga (energie/kracht) zijn we tot niets in staat, zelfs Rama ontvangt zijn energie van Haar.