Lakshmi chalisa

Tekst van de Lakshmi chalisa

॥ Doha ॥

Jaya jaya Shri Lakshmi, kiji kripa apara
Diji dhana jana jani nija, liji sharana manjhara

Jayati jayati jagani-dhivati, bhagyavati dhanavati
Jaya jaya jalaja vilasini, ghata ghata maha vicaranti

Jaya jaya Shri Kamale Hari priye, jalanidhi tanaye amba
Vinavata Sundaradaasa, eka ma teraahi avalamba

॥ Chaupai ॥

Saba sukha bharani Lakshmi amba
Dinan para kaha karati vilamba
Tu tribhuvana tuma nashani hari
Ho jaga janani Vishnu ki pyari

Bheda tumhara na ko pavata
Kshana maha sukha sampati upajavata
Pavata Sheshadika nahi anta
Mahima anupama agama ananta

Mukuta bica shishu chandra virajata
Tisara nayana bhala bica sajata
Jhumata jhumaka manina larana ki
Sohata coli harita varana ki

Pushparaja hima hara virajata
Lakhi chavi sahasa vadana mana lajata
Phaharata aruna ranga ki sari
Markata mani suci jarita kinari

Kati kinkini gucchita trimaniya
Pada kamalana jhanakata paijaniya
Shobha amita teja ki khani
Lasita shastra astadasa pani

Gada padma trishula kripanana
Shankha chakra rajita dhanubanana
Vajra kundika pashu kuthari
Ati suci akshamala kara dhari

Sudha kalasarasa hasta virajata
Ghanta vijaya ghanaghana bajata
Ma utpatti katha sukhadayi
Veda Purana sada yasha gayi

Eka samaya asa vidhi bhaye bama
Macige devasura sangrama
Sura asurana maha ati bhayakari
Macyo yuddha tihu loka majhari

Taba Mahishasura nija bhujabala se
Surabi paraajita kinyo chala se
Bani apahi devana kaha raja
Indrasana para jaya viraja

Lakhi Shiva Vishnu kupita cita bhayau
Ati risabari bhrikuti chira gayau
Mahalakshmi tu hi sthala se
Pragati teja punja ke bala se

Lakhi sura muni prasanna mana bhayau
Nija-nija shakti matu kaha dayau
Mukha me base teja bani Shankara
Vishnu oja bani base bhujana para

Carana Brahma anguli mahi bhanu
Basyo kirana bani dragana krishanu
Diye Prajapati dasha lalama
Dhare Kubera Lakshmi nama

Sabai shakti devana so pai
Ma bhai teja punja adhikari
Attahasa kari garajyo jabahi
Kampi uthyo dasahu disi tabahi

Uchalyu udadhi calita bhaye dharani
Macyo yuddha tasa jaya na varani
Sakyo na sahi mahibhara apara
Thakyo Shesha kinha phunkara

Dagamaga dolata bhaye giri kaise
Rama vimukha na nahi thira jaise
Mahishasura jaba raci bahu maya
Maha thakita bha para para na paya

Taba ma kesha pakari vadha kinyo
Devana gagana dundubhi dinyo
Dhani ho dhanya Lakshmi mata
Shesha Mahesha adi guna gata

Tava samana ko asa jaga janani
Ati daridrani sukha sampati bharani
Satya saneha matu kaha lagata
Havai dukha dura sakala bhaya bhagata

Sada Lakshmi satya ki cheri
Karahi vasa satyahi ura heri
Karata satya jo ma guna gana
Bharata su bhavana atuta khajana

Darasata ma chavi parasata charana
Barasata mudra chananana chananana
Herasata mana tana tarasata puni puni
Dehi darasa ma terahi suni suni

Sundaradaasa sumiri Durvasa
Gahayu matu charanana ki asa
Asa dhana kosa matu se payo
Jo na ghatayo nita ati sukha chayo

॥ Doha ॥

Mahalakshmi carita yaha, chalisa cita laya
Patha karai nita nema so, rnihu dhani ho jaya

Nederlandse vertaling

॥ Doha ॥ (vers van 2 regels)

Glorie, glorie aan u, o Lakshmi, moge u genadig zijn op me en me mensen en geld geven. Zie me als uw eigen toegewijde en wees mijn toevlucht.

Glorie, glorie aan u, o eigenaar van de werelds schat. U bent gezegend met goed geluk en immense voorspoed. Glorie, glorie aan u, o godin die royaal zit op de lotus die uit het water wordt geboren en van hart naar hart wandelt.

Glorie, glorie aan u, o moeder Lakshmi, geliefde metgezel van Vishnu en dochter van Jalanidhi (de oceaan). Met gebedvolle nederigheid vertelt Sundaradas dat u zijn enige steun bent, o moeder.

॥ Chaupai ॥ (vers van 4 regels)

O moeder Lakshmi, u vervult iedere wens; wat weerhoudt u ervan om genadig te zijn op de hulpelozen? O bron van de wereld, geliefde metgezel van Vishnu, u bent de verwijderaar van mistroostigheid die de drie werelden bedekt.

Niemand kan uw essentie doorgronden, u zaaide de zaden van voorspoed en oogst het allemaal in slechts een moment. Aangezien u oneindig bent, faalt zelfs de Sheshnag erin om uw geheim te ontrafelen. Zo mysterieus en eindeloos is uw glorie.

De nieuwe maan ligt schitterend in het midden van de kroon op uw hoofd, terwijl uw derde oog het midden van uw voorhoofd versiert. Edelstenen schitteren om uw nek als hangertjes, terwijl uw groene blouse uw lichaam prachtig siert.

De krans van lotussen op uw boezem ziet er geweldig uit en de duizendhoofdige Sheshnag wordt bescheiden als hij de schoonheid ervan ziet. U bent gekleed in een winterappelkleurige saree waarvan de rand pure smaragd bevat en in de wind fladdert.

U draagt een bos van drievoudige klokken versierd met edelstenen om uw banden die rinkelen op uw lotusvoeten. U bent waarlijk een bron van eeuwige toevlucht en een godin met achttien armen die allemaal mooi bewapend zijn met verschillende objecten.

De meest bijzondere van hen is een knots, een lotus, een drietand, een zwaard, een schelphoorn, een discus, een dis, een boog en pijlen. Hieraan toegevoegd draagt u een bliksemschicht, een waterpot gemaakt van hout of aarde, een lus, een bijl en een krans van rudraksha.

Een waterpot met nectar siert één van uw handen, terwijl de gong, die uw overwinning op de demonen aankondigt, klinkt met een diep geluid. O moeder, het verhaal van uw oorsprong is prachtig, zeggen de veda’s en purana’s die altijd meedoen met het zingen van uw glorie.

Toen Brahma ooit ontevreden was met de demonen brak er een oorlog uit tussen hen en de goddelijke gedaantes. Het was zo’n vreselijke strijd, dat alle drie werelden in een slagveld veranderden.

Het was toen dat de demon Mahishasura zijn verworven macht misbruikte, goddelijke gedaantes aanviel, zichzelf kroonde tot de koning van de hemelen en vol trots op de troon van Indra zat.

Toen zij dit zagen, werden Vishnu en Shiva kwaad en hoe intenser hun woede werd gingen hun wenkbrauwen omhoog. O grote godin Lakshmi, u verzamelde rijke grond en voegde die toe aan uw grote krachten, zodat deze in uw lichaam konden verzamelen.

Toen de goddelijke gedaantes en asceten u zagen, werden ze verheugd. Ieder van hen gaf u een wapen. In uw gezicht zetelt Shiva als uw uitstraling en op uw armen ligt Vishnu als uw glans en kracht.

Brahma werd uw voeten en de zon werden uw vingers, Agni werd het licht van uw ogen, Prajapati gaf u rijen van prachtige tanden en Kubera gaf u de naam Lakshmi.

U verkreeg al uw macht van de goddelijke gedaantes en zo werd u de belichaamde kracht van de goddelijke gedaantes, o moeder. Toen u uitbarstte in schaterlachen en brulde als donderwolken schrokken en rilden de tien richtingen van angst.

De oceaan sprong en de aarde bewoog; een vreselijke strijd begon die niet kan worden beschreven. De oneindige zware last van de aarde was meer dan de Sheshnag kon dragen, wat hem deed puffen van uiterste uitputting.

Bergen beefden net als de gedachten van de mensen die Rama afkeren. Toen Mahishasura zijn krachten op verschillende manieren tevergeefs gebruikte werd hij steeds maar moe.

Toen, o moeder, pakte u zijn haar vast en slachtte hem. Dit deed de goddelijke gedaantes in de hemelen trommelen van plezier. Gezegend bent u, o gezegende moeder Lakshmi, wiens lof wordt gezongen door de Sheshnag, Shiva en vele anderen.

O bron van de kosmos, is er iemand die kan worden vergeleken met u? U zegent zelfs de meest gemenen en geeft ze geluk en voorspoed. Als iemand waar toegewijd is aan u, o moeder, dan is hij bevrijd van zijn angsten en kwellingen.

U dient altijd de waarheid, o Lakshmi, en verblijft in de harten van de ware devoten. O moeder, als iemand uw glorie vanuit zijn hart zingt, dan vult u zijn huis onuitputtelijk met schatten.

Rijkdom giet neer op de persoon die uw schoonheid waarneemt en uw voeten eerbiedig aanraakt. Hij wordt gevuld met verlichting en toch verlangt hij herhaaldelijk naar een glimp van u. O moeder, aanhoor mijn roepingen en laat uzelf aan me zien.

Met de wijze Durvasa in zijn gedachten houdt Sundardas de voeten van moeder Lakshmi, zijn enige hoop, vast. Hij heeft rijkdom als beloning gekregen en in plaats van het te verminderen draagt hij dagelijks bij aan diep geluk.

॥ Doha ॥ (vers van 2 regels)

Hij die deze Lakshmi chalisa met volle concentratie zingt en zuiverheid nastreeft, bereikt voorspoed, ook al zit hij in diepe schulden.

Hij wordt steeds voorspoediger en gelukkiger, zeggen de shastra’s en geschriften. O moeder, belichaming van zegen, u beloont hem met groots geluk en vrede, en staat hem toe het pad van verlichting te bereiken.

Devanagari

॥ दोहा ॥

जय जय श्री लक्ष्मी, कीजै कृपा अपार।
दीजै धन जन जानि निज, लीजै शरण मंझार॥

जयति जयति जगनिधिवती, भाग्यवती धनवती।
जय जय जलज विलासिनी, घट घट महँ विचरन्ती॥

जय जय श्री कमले हरि प्रिये, जलनिधि तनये अम्ब।
विनवत सुन्दरदास, इक माँ तेराहिं अवलम्ब॥

॥ चौपाई ॥

सब सुख भरनी लक्ष्मी अम्बा।
दीनन पर कहँ करति विलम्बा।
तू त्रिभुवन तुम नाशनी हारी।
हो जग जननी विष्णु की प्यारी॥

भेद तुम्हारा ना कोउ पावत।
क्षण महँ सुख सम्पति उपजावत।
पावत शेषादिक नहि अंता।
महिमा अनुपम अगम अनन्ता॥

मुकुट बिच शिशु चन्द्र विराजत।
तीसर नयन भाल बिच साजत।
झूमत झूमक मणिन लड़न की।
सोहत चोली हरित वरण की॥

पुष्पराज हिम हार विराजत।
लखि छवि सहस वदन मन लाजत।
फहरत अरुण रंग की सारी।
मर्कत मणि शुचि जड़ित कीनारी॥

कटि किंकिनी गुच्छित त्रिमणियाँ।
पद कमलन झनकत पैजनियाँ।
शोभा अमित तेज की खानी।
लसित शस्त्र अष्टादश पाणी॥

गदा पद्म त्रिशूल कृपाणन।
शंख चक्र राजित धनुबाणन।
वज्र कुण्डिका पाशु कुठारी।
अति शुचि अक्षमाल कर धारी॥

सुधा कलशरस हस्त विराजत।
घण्टा विजय घनाघन बाजत।
माँ उत्पत्ति कथा सुखदायी।
वेद पुराण सदा यश गायी॥

एक समय अस विधि भये बामा।
मचिगे देवासुर संग्रामा।
सुर असुरन महँ अति भयकारी।
मच्यो युद्ध तिहुँ लोक मझारी॥

तब महिषासुर निज भुजबल से।
सुरबि पराजित कीन्ह्यो छल से।
बनि आपुहि देवन कहँ राजा।
इन्द्रासन पर जाय विराजा॥

लखि शिव विष्णु कुपित चित भयऊ।
अति रिसबाढ़ि भृकुटि छिड़ गयऊ।
महालक्ष्मी तू ही स्थल से।
प्रगटि तेज पुंज के बल से॥

लखि सुर मुनि प्रसन्न मन भयऊ।
निज-निज शक्ति मातु कहँ दयऊ।
मुख मे बसे तेज बनि शंकर।
विष्णु ओज बनि बसे भुजन पर॥

चरण ब्रह्मा अंगुलि महिँ भानु।
बस्यो किरण बनि द्रगन कृशानु।
दिये प्रजापति दशन ललामा।
धरे कुबेर लक्ष्मी नामा॥

सबै शक्ति देवन सो पाई।
माँ भई तेज पुंज अधिकारी।
अट्टहास करि गरज्यो जबहिं।
कंपि उठ्यो दसहु दिशि तबहिं॥

उछल्यो उदधि चलित भये धरनी।
मच्यो युद्ध तस जाय न वरणी।
सक्यो न सहि महिभार अपारा।
थक्यो शेष कीन्ह फुंकारा॥

डगमग डोलत भये गिरि कैसे।
राम विमुख ना नहि थिर जैसे।
महिषासुर जब रचि बहु माया।
महा थकित भा पर पार न पाया॥

तब माँ केश पकड़ि वध कीन्ह्यो।
देवन गगन दुंदुभि दीन्ह्यो।
धनि हो धन्य लक्ष्मी माता।
शेष महेश आदि गुण गाता॥

तव समान को अस जग जननी।
अति दरिद्रानि सुख सम्पति भरनी।
सत्य सनेह मातु कहँ लागत।
ह्वै दुख दूर सकल भय भागत॥

सदा लक्ष्मी सत्य की चेरी।
करहि वास सत्यहि उर हेरी।
करत सत्य जो माँ गुण गाना।
भरत सु भवन अटूट खजाना॥

दरसत माँ छवि परसत चरणन।
बरसत मुद्रा छननन छननन।
हेरसत मन तन तरसत पुनि पुनि।
देहिँ दरस माँ टेरहिं सुनि-सुनि॥

सुन्दरदास सुमिरि दुर्वासा।
गह्यऊ मातु चरणन की आसा।
अस धन कोष मातु से पायो।
जो न घटयो नित अति सुख छायो॥

॥ दोहा ॥

महालक्ष्मी चरित यह, चालीसा चित लाय।
पाठ करै नित नेम सो, ॠणीहु धनी हो जाय॥

IAST (fonetische transcriptie)

॥ dohā ॥

jaya jaya śrī lakṣmī, kījai kṛpā apāra.
dījai dhana jana jāni nija, lījai śaraṇa maṃjhāra.

jayati jayati jagani-dhivatī, bhāgyavatī dhanavatī.
jaya jaya jalaja vilāsinī, ghaṭa ghaṭa maha vicarantī.

jaya jaya śrī kamale hari priye, jalanidhi tanaye amba.
vinavata sundaradāsa, eka mā terāhi avalamba.

॥ caupāī ॥

saba sukha bharanī lakṣmī ambā.
dīnana para kaha karati vilambā.
tū tribhuvana tuma nāśanī hārī.
ho jaga jananī viṣṇu kī pyārī.

bheda tumhārā nā kou pāvata.
kṣaṇa maha sukha sampati upajāvata.
pāvata śeṣādika nahi aṃtā.
mahimā anupama agama anantā.

mukuṭa bica śiśu candra virājata.
tīsara nayana bhāla bica sājata.
jhūmata jhūmaka maṇina laŗana kī.
sohata colī harita varaṇa kī.

puṣparāja hima hāra virājata.
lakhi chavi sahasa vadana mana lājata.
phaharata aruṇa raṃga kī sārī.
markata maṇi śuci jaŗita kīnārī.

kaṭi kiṃkinī gucchita trimaṇiyā.
pada kamalana jhanakata paijaniyā.
śobhā amita teja kī khānī.
lasita śastra aṣṭādaśa pāṇī.

gadā padma triśūla kṛpāṇana.
śaṃkha cakra rājita dhanubāṇana.
vajra kuṇḍikā pāśu kuṭhārī.
ati śuci akṣamāla kara dhārī.

sudhā kalaśarasa hasta virājata.
ghaṇṭā vijaya ghanāghana bājata.
mā utpatti kathā sukhadāyī.
veda purāṇa sadā yaśa gāyī.

eka samaya asa vidhi bhaye bāmā.
macige devāsura saṃgrāmā.
sura asurana maha ati bhayakārī.
macyo yuddha tihu loka majhārī.

taba mahiṣāsura nija bhujabala se.
surabi parājita kīnhyo chala se.
bani āpahi devana kaha rājā.
indrāsana para jāya virājā.

lakhi śiva viṣṇu kupita cita bhayaū.
ati risabāŗhi bhṛkuṭi chiŗa gayaū.
mahālakṣmī tū hī sthala se.
pragaṭi teja puṃja ke bala se.

lakhi sura muni prasanna mana bhayaū.
nija-nija śakti mātu kaha dayaū.
mukha me base teja bani śaṃkara.
viṣṇu oja bani base bhujana para.

caraṇa brahmā aṃguli mahi bhānu.
basyo kiraṇa bani dragana kṛśānu.
diye prajāpati daśana lalāmā.
dhare kubera lakṣmī nāmā.

sabai śakti devana so pāī.
mā bhaī teja puṃja adhikārī.
aṭṭahāsa kari garajyo jabahi.
kaṃpi uṭhyo dasahu diśi tabahi.

uchalyo udadhi calita bhaye dharanī.
macyo yuddha tasa jāya na varaṇī.
sakyo na sahi mahibhāra apārā.
thakyo śeṣa kīnha phuṃkārā.

ḍagamaga ḍolata bhaye giri kaise.
rāma vimukha nā nahi thira jaise.
mahiṣāsura jaba raci bahu māyā.
mahā thakita bhā para pāra na pāyā.

taba mā keśa pakaŗi vadha kīnhyo.
devana gagana duṃdubhi dīnhyo.
dhani ho dhanya lakṣmī mātā.
śeṣa maheśa ādi guṇa gātā.

tava samāna ko asa jaga jananī.
ati daridrāni sukha sampati bharanī.
satya saneha mātu kaha lāgata.
hvai dukha dūra sakala bhaya bhāgata.

sadā lakṣmī satya kī cerī.
karahi vāsa satyahi ura herī.
karata satya jo mā guṇa gānā.
bharata su bhavana aṭūṭa khajānā.

darasata mā chavi parasata caraṇana.
barasata mudrā chananana chananana.
herasata mana tana tarasata puni puni.
dehi darasa mā ṭerahi suni-suni.

sundaradāsa sumiri durvāsā.
gahyaū mātu caraṇana kī āsā.
asa dhana koṣa mātu se pāyo.
jo na ghaṭayo nita ati sukha chāyo.

॥ dohā ॥

mahālakṣmī carita yaha, cālīsā cita lāya.
pāṭha karai nita nema so, ṛṇīhu dhanī ho jāya.