Tekst van de Sarasvati chalisa
॥ Doha ॥
Jayati jayati jaya Bharati, Sarasvati jagadevi.
Jayati amita varadayini, sura-nara-muni-jana sevi.
Jaya sata vadini Shambhavi, vina vadini amba.
Padmapriye paramesvari, eka tumhari hi avalamba.
॥ Chaupai ॥
Jaya jaya Sarasvati jagadamba.
Karahu matu jani aaj vilamba.
Basi mama kanta dehu sada vani.
Nija suta jani eka ajnani.
Karahu kaja purana dai bhakti.
Bharahu buddhi bala vidya shakti.
Lahau vijaya jaga maha yasha pau.
Tava nita matu carana shira nau.
Sapta surana rasanamrita vani.
Yaha tava caranamrita maharani.
Sharacchandra sama tava tana sohata.
Shveta hamsavahana mana mohata.
Nayana kamala shobhita shashi bhala.
Vina hasta malati mala.
Shesha mahesha suyasha nita gavai.
Chavi Lakhi kotihu kama lajavai.
Jaya ho racana sajana vali.
Rasana bica virajana vali.
Jayati Kaushiki gaura dulari.
Jayati jayati caturanana pyari.
Sri Sarasvati namah japata jana.
Svapnahu roga na vyadhi rahata tana.
Yadi taji kumati kusangati koi.
Vidyarthi parhahi yaha joi.
Saphala pariksha maha hvai javai.
Vidya buddhi barhai sukha pavai.
Kahu gahi kumati na bane gavara.
Khandai virya na ekahu bara.
Ashtaprakara prasangana me se.
Jo na karai prasanga bhulahu se.
Jo niroga balaka tanu soi.
Takahu svapnadosha nahi hoi.
Brahmacarya kari bisa barisa.
Buddhi bala maha bane avanisha.
Nibhaya ju niyama pacisa pramana.
So hovai Hanumana samana.
Brahmacarya asa balaka sajai.
Sarasvati tehi jihva rajai.
Banai ashukavi ati sukha pavai.
Suta bhi mahavira upajavai.
Veda Purana subhasita vani.
Abasi labha kari dekhahi prani.
Jo nasi viraja balapana me.
Bhari vicara vyabhicari mana me.
Sarasvatihi kaha dharahi na dhyana.
Nita aslilahi gavahi gana.
Vaha balaka atishaya dukha pavai.
Roga grasita ho janama gavavai.
Svapnadosha tehi mrtaka banavai.
Virya-kosha tana tika na pavai.
Yadi puni mana ko vasha kari prani.
Dhyavai Sarasvatihi hatha thani.
Calahi cheti atishaya sukha pavahi.
Jo na likhita upadesha bhulavahi.
Karai supujana devahi deva.
Aru guru matu pita ki seva.
Tahi na vyadhi satavahi kaya.
Japara Sarasvati ki daya.
Yadi yaha shiksha ma pitu devai.
Banai putra layaka sukha devai.
Jo nara parhahi Sarasvati chalisa.
Gunahi aru navahi shisha.
Vishvamahi bala vidya mahi.
Taso jiti sake kou nahi.
Banai mahipa kavisvara soi.
Vacana siddhi nidhi nava graha hoi.
Lekhaka shakti shastra parhi dekhyo.
Taba yaha vidyarthin hita likhyo.
Gahata niyama sukha lahata sharira.
Karata vishva raksha bani vira.
Sundaradasa navavata shisha.
Mam chalisa diyo chalisa.
Dhani dhani sarasa Sarasvati amba.
Nija jana hetu na karata vilamba.
Vani vina vadini mata.
Vidya varidhi buddhi vidhata.
Tumhi Ganesha sumiri jo dhyavata.
Aru Hanuman tahi shisha navavata.
Kathina se kathina karya kari darata.
Satya satya asa Veda pukarata.
॥ Doha ॥
Nija sevaka ko mam tumhi, dinhyo pingala jnana.
Chalisa vidhi chalisahi likha, linhyo suyasha mahana.
Sarasvati yaha chalisa, viracita Sundarada.
Nitya parhata vidya barhata, purana hota shubha asa.
Guru pitu matu parhai suta, jo yahi shiksha dehi.
Bala buddhi vidya sumati ki, mam se bhiksha lehi.
Nederlandse vertaling
॥ Doha ॥ (vers van 2 regels)
Gegroet, gegroet, wees gegroet, O Bharati, Saraswati, godin van de wereld.
Gegroet zij u, onbeperkte schenker van gunsten, dienares van goden, mensen en wijzen.
Gegroet, waarheidsprekende, vrouw van Shiva, bespeelster van de Vina, O Moeder.
Lieve aan de Lotus, hoogste godin, u bent mijn enige steun.
॥ Chaupai ॥ (vers van 4 regels)
Gegroet, gegroet, O Saraswati, Moeder van de wereld.
O Moeder, kom vandaag zonder uitstel.
Vestig uzelf in mijn keel en geef me altijd goede spraak.
Beschouw me als uw onwetende kind.
Vervul uw werk door devotie te schenken.
Vul mij met intelligentie, kracht, kennis en macht.
Laat me overwinning behalen en roem in de wereld verkrijgen.
Laat me dagelijks mijn hoofd buigen voor uw voeten, O Moeder.
De taal van de zeven tonen is uw nectar.
Dit is uw voeten-nectar, O Koningin.
Uw lichaam straalt als de herfstmaan.
Uw witte zwaanvoertuig betovert de geest.
Uw ogen zijn lotusachtig, uw voorhoofd straalt als de maan.
In uw hand draagt u een Vina en een bloemenkrans.
Shesha en Mahesh prijzen voortdurend uw goede naam.
Uw schoonheid doet zelfs miljoenen Kama’s (god van liefde) blozen.
Gegroet zij u, schepper en maker.
Gegroet, u die heerst in de mond.
Gegroet, Kauśiki, geliefde van Gaurī.
Gegroet, O geliefde van Brahma.
Diegene die Saraswati aanroept, blijft vrij van ziekten en kwalen.
Als iemand slechte gezelschappen en slechte gedachten opgeeft,
en als een student dit reciteert,
Zal hij succesvol zijn in zijn examens en kennis en wijsheid vergroten en geluk verkrijgen.
Hij zal niet vervallen in slechte gedachten.
Zijn moed zal ongeschonden blijven.
Van de acht soorten situaties,
als iemand deze situatie niet kent,
Zal het lichaam van dat kind gezond blijven,
en zal hij niet lijden aan bedplassen.
Als hij twintig jaar brahmacharya (celibaat) volgt,
Zal hij in intelligentie en kracht een koning worden.
Als hij vijfentwintig jaar deze discipline volgt,
Zal hij worden als Hanuman.
Een kind dat deze discipline volgt,
Zal Saraswati regeren over zijn tong.
Hij zal een snelle dichter worden en veel vreugde ervaren.
En hij zal zelfs dappere zonen baren.
De kennis van de Veda’s en de Purana’s en de wijze woorden,
Zullen ongetwijfeld voordeel brengen aan elke persoon.
Maar als iemand zich in zijn jeugd verliest,
en vulgaire gedachten in zijn geest toelaat,
En als hij Saraswati niet aanbidt,
En voortdurend obscene liederen zingt,
Zal zo’n kind veel lijden.
Hij zal ten prooi vallen aan ziektes en zijn leven verspillen.
Nachtelijke zaadverlies zal hem tot een lijk maken.
Zijn lichaam zal het sperma niet kunnen vasthouden.
Maar als een persoon zijn geest beheerst,
en vastberaden Saraswati aanbidt,
Zal hij snel veel vreugde verkrijgen,
en niet vergeten de leer van deze tekst.
Hij zal de goden en leraar, moeder en vader vereren.
Zijn lichaam zal niet worden gekweld door ziekten,
Want hij ontvangt de genade van Saraswati.
Als ouders deze lessen aan hun kinderen geven,
Zullen hun kinderen succesvol en gelukkig worden.
Degene die de Saraswati Chalisa leest,
En zijn hoofd buigt met eerbied,
Zal de wereld overwinnen in kracht en kennis.
Niemand zal hem kunnen overwinnen.
Hij zal een koning en een groot dichter worden.
Zijn woorden zullen krachtig zijn en hij zal de negen planeten beheersen.
Deze tekst is geschreven voor studenten,
omdat de schrijver deze kracht in de geschriften zag.
Het volgen van deze regels brengt geluk en gezondheid,
En zal de wereld beschermen en dapper maken.
Sundardas buigt zijn hoofd en zegt,
“Moeder, deze Chalisa is voor u geschreven.”
Geprezen zij Saraswati, O moeder,
U wacht niet om uw dienaren te helpen.
U, bespeelster van de Vina, moeder van spraak,
U, oceaan van kennis, schenker van intelligentie.
Degene die Ganesh aanroept en Hanuman eert,
En die zich vastberaden inzet voor u,
Zal zelfs de moeilijkste taken volbrengen.
De Veda’s verklaren dit als waarheid.
॥ Doha ॥ (vers van 2 regels)
O Moeder, u hebt mij, uw dienaar, kennis gegeven.
Door veertig verzen op veertig manieren te schrijven, heb ik grote roem verworven.
Saraswati Chalisa, gecomponeerd door Sundardas,
Wanneer dit dagelijks wordt gelezen, zal kennis groeien en zal geluk volgen.
Als leraren en ouders hun kinderen deze lessen onderwijzen,
Zullen zij kracht, wijsheid en kennis verkrijgen als een geschenk van de moeder.
Devanagari
॥ दोहा ॥
जयति जयति जय भारती, सरस्वती जग-देवी।
जयति अमित वरदायिनी, सुर-नर-मुनि-जन सेवी॥
जय सत वादिनी शाम्भवी, वीणा वादिनी अम्ब।
पद्मप्रिये परमेश्वरी, एक तुम्हारी ही अवलम्ब॥
॥ चौपाई ॥
जय जय सरस्वती जगदम्बा।
करहु मातु जनि आज विलम्बा॥
बसि मम कंठ देहु सद वाणी।
निज सुत जानि एक अज्ञानी॥
करहु काज पूरन दै भक्ति।
भरहु बुद्धि बल विद्या शक्ति॥
लहौं विजय जग महँ यश पाऊँ।
तव नित मातु चरण शिर नाऊँ॥
सप्त सुरन रसनामृत वाणी।
यह तव चरणामृत महारानी॥
शरच्चंद्र सम तव तन सोहत।
श्वेत हंसवाहन मन मोहत॥
नयन कमल शोभित शशि भाला।
वीणा हस्त मालती माला॥
शेश महेश सुयश नित गावै।
छवि लखि कोटिहुँ काम लजावै॥
जय हो रचना साजन वाली।
रसना बीच विराजन वाली॥
जयति कौशिकी गौर दुलारी।
जयति जयति चतुरानन प्यारी॥
श्री सरस्वती नमः जपत जन।
स्वप्नहुँ रोग न व्याधि रहत तन।
यदि तजि कुमति कुसंगति कोई।
विद्यार्थी पढ़हिं यह जोई॥
सफल परीक्षा महँ ह्वै जावै।
विद्या बुद्धि बढ़ै सुख पावै॥
कहुँ गहि कुमति न बने गँवारा।
खण्डै वीर्य न एकहु बारा॥
अष्टप्रकार प्रसंगन में से।
जो न करै प्रसंग भूलहुँ से॥
हो निरोग बालक तनु सोई।
ताकहुँ स्वप्नदोष नहीं होई॥
ब्रह्मचर्य करि बीस बरीसा।
बुद्धि बल महँ बने अवनीशा॥
निभाय जु नियम पचीस प्रमाणा।
सो होवै हनुमान समाना॥
ब्रह्मचर्य अस बालक साजै।
सरस्वती तेहि जिह्वा राजै॥
बनै आशुकवि अति सुख पावै।
सुत भी महावीर उपजावै॥
वेद पुराण सुभाषित वाणी।
अवसि लाभ करि देखहिं प्राणी॥
जो नसि वीरज बालापन में।
भरि विचार व्यभिचारहिं मन मे॥
सरस्वतिहिं कहँ धरहिं न ध्याना।
नित अश्लीलहिं गावहिं गाना॥
वह बालक अतिशय दुख पावै।
रोग ग्रसित हो जनम गँवावै॥
स्वप्नदोष तेहिं मृतक बनावै।
वीर्य-कोश तन टिक न पावै॥
यदि पुनि मन को वश करि प्राणी।
ध्यावै सरस्वतिहिं हठ ठानी॥
चलहिं छेति अतिशय सुख पावहिं।
जो न लिखित उपदेश भुलावहिं॥
करै सुपूजन देवहिं देवा।
अरु गुरु मातु पिता की सेवा॥
ताहि न व्याधि सतावहि काया।
जापर सरस्वती की दाया॥
यदि यह शिक्षा माँ पितु देवैं।
बनै पुत्र लायक सुख देवैं॥
जो नर पढ़हिं सरस्वती चालीसा।
गुनहिं अरु नावहिं शीशा॥
विश्वमाहिं बल विद्या माहीं।
तासो जीति सके कोऊ नाहीं॥
बनै महीप कवीश्वर सोई।
वचन सिद्धि निधि नव ग्रह होई॥
लेखक शक्ति शास्त्र पढ़ि देख्यो।
तब यह विद्यार्थिन हित लिख्यो॥
गहत नियम सुख लहत शरीरा।
करत विश्व रक्षा बनि वीरा॥
सुन्दरदास नवावत शीशा।
माँ चालीस दियो चालीसा॥
धनि धनि सरस सरस्वती अम्बा।
निज जन हेतु न करत विलंबा॥
वाणी वीणा वादिनी माता।
विद्या वारिधि बुद्धि विधाता॥
तुमहिं गणेश सुमिरि जो ध्यावत।
अरु हनुमन्तहि शीश नवावत॥
कठिन से कठिन कार्य करि डारत।
सत्य सत्य अस वेद पुकारत॥
॥ दोहा ॥
निज सेवक को माँ तुमहीं, दीन्ह्यो पिंगल ज्ञान।
चालीस विधि चालीसहिं लिख, लीन्ह्यो सुयश महान॥
सरस्वती यह चालीसा, विरचित सुन्दरदास।
नित्य पढ़त विद्या बढ़त, पूरन होत शुभ आस॥
गुरु पितु मातु पढ़ै सुत, जो यहि शिक्षा देहिं।
बल बुद्धि विद्या सुमति की, माँ से भिक्षा लेहिं॥
IAST (fonetische transcriptie)
॥ Dohā ॥
jayati jayati jaya bhāratī, sarasvatī jaga-devī.
jayati amita varadāyinī, sura-nara-muni-jana sevī.
jaya sata vādinī śāmbhavī, vīṇā vādinī amba.
padmapriye parameśvarī, eka tumhārī hī avalamba.
॥ Caupāī ॥
jaya jaya sarasvatī jagadambā.
karahu mātu jani āja vilambā.
basi mama kaṃṭha dehu sada vāṇī.
nija suta jāni eka ajñānī.
karahu kāja pūrana dai bhakti.
bharahu buddhi bala vidyā śakti.
lahau vijaya jaga maha yaśa pāū.
tava nita mātu caraṇa śira nāū.
sapta surana rasanāmṛta vāṇī.
yaha tava caraṇāmṛta mahārānī.
śaraccaṃdra sama tava tana sohata.
śveta haṃsavāhana mana mohata.
nayana kamala śobhita śaśi bhālā.
vīṇā hasta mālatī mālā.
śeśa maheśa suyaśa nita gāvai.
chavi lakhi koṭihu kāma lajāvai.
jaya ho racanā sājana vālī.
rasanā bīca virājana vālī.
jayati kauśikī gaura dulārī.
jayati jayati caturānana pyārī.
śrī sarasvatī namaḥ japata jana.
svapnahu roga na vyādhi rahata tana.
yadi taji kumati kusaṃgati koī.
vidyārthī paŗhahi yaha joī.
saphala parīkṣā maha hvai jāvai.
vidyā buddhi baŗhai sukha pāvai.
kahu gahi kumati na bane gavārā.
khaṇḍai vīrya na ekahu bārā.
aṣṭaprakāra prasaṃgana me se.
jo na karai prasaṃga bhūlahu se.
jo niroga bālaka tanu soī.
tākahu svapnadoṣa nahī hoī.
brahmacarya kari bīsa barīsā.
buddhi bala maha bane avanīśā.
nibhāya ju niyama pacīsa pramāṇā.
so hovai hanumāna samānā.
brahmacarya asa bālaka sājai.
sarasvatī tehī jihvā rājai.
banai āśukavi ati sukha pāvai.
suta bhī mahāvīra upajāvai.
veda purāṇa subhāṣita vāṇī.
abasi lābha kari dekhahi prāṇī.
jo nasi vīraja bālāpana me.
bhari vicāra vyabhicārahi mana me.
sarasvatihi kaha dharahi na dhyānā.
nita aślīlahi gāvahi gānā.
vaha bālaka atiśaya dukha pāvai.
roga grasita ho janama gavāvai.
svapnadoṣa tehi mṛtaka banāvai.
vīrya-kośa tana ṭika na pāvai.
yadi puni mana ko vaśa kari prāṇī.
dhyāvai sarasvatihi haṭha ṭhānī.
calahi cheti atiśaya sukha pāvahi.
jo na likhita upadeśa bhulāvahi.
karai supūjana devahi devā.
aru guru mātu pitā kī sevā.
tāhi na vyādhi satāvahi kāyā.
jāpara sarasvatī kī dāyā.
yadi yaha śikṣā mā pitu devai.
banai putra lāyaka sukha devai.
jo nara paŗhahi sarasvatī cālīsā.
gunahi aru nāvahi śīśā.
viśvamāhi bala vidyā māhī.
tāso jīti sake koū nāhī.
banai mahīpa kavīśvara soī.
vacana siddhi nidhi nava graha hoī.
lekhaka śakti śāstra paŗhi dekhyo.
taba yaha vidyārthin hita likhyo.
gahaṭa niyama sukha lahaṭa śarīrā.
karata viśva rakṣā bani vīrā.
sundaradāsa navāvata śīśā.
māṃ cālīsa diyo cālīsā.
dhani dhani sarasa sarasvatī ambā.
nija jana hetu na karata vilambā.
vāṇī vīṇā vādinī mātā.
vidyā vāridhi buddhi vidhātā.
tumhi gaṇeśa sumiri jo dhyāvata.
aru hanuman tahi śīśa nāvāvata.
kaṭhina se kaṭhina kārya kari ḍārata.
satya satya asa veda pukārata.
॥ Dohā ॥
nija sevaka ko māṃ tumhīṃ, dīnhyo piṃgala jñāna.
cālīsa vidhi cālīsahi likha, līnhyo suyaśa mahāna.
sarasvatī yaha cālīsā, viracita sundaradāsa.
nitya paŗhata vidyā baŗhata, pūrana hota śubha āsa.
guru pitu mātu paŗhai suta, jo yahi śikṣā dehiṃ.
bala buddhi vidyā sumati kī, māṃ se bhikṣā lehiṃ.