Wanneer passie ook mag dragen
“Wat mooi dat je van je passie je werk hebt gemaakt.”
Het is een zin die ik vaak hoor. Lief bedoeld, oprecht. En ik begrijp hem ook. Van buitenaf lijkt het misschien eenvoudig, bijna idyllisch: leven met spiritualiteit als rode draad, reizen in India, werken vanuit bezieling in plaats van spreadsheets. Geen kantooruren, geen targets, maar betekenis.
Wat minder zichtbaar is, is het ongemak dat daar soms onder ligt. Want hoe vraag je geld voor iets wat voor jou heilig is?
Voor mij was de Hindoe Dharma nooit een baan. Het was geen project of carrièrepad. Het was mijn adem. Mijn manier van kijken, van voelen, van zijn. Iets waar ik mee opstond en mee ging slapen. Jarenlang deed ik alles gratis. Niet omdat ik dacht dat het niets waard was, maar juist omdat het zo diep van mij was. Alsof je een prijskaartje zou hangen aan liefde. Of aan stilte. Of aan ademen.
In die tijd geloofde ik oprecht dat dienstbaarheid betekende dat je jezelf weggeeft, zonder grenzen. Dat echte spiritualiteit zuiverder is als er niets tegenover staat. Ik was jong, idealistisch en had weinig nodig. Ik woonde thuis, had nauwelijks vaste lasten en voelde me rijk in inspiratie en innerlijk vuur. Wat ik toen nog niet kon zien, is dat vuur ook voeding nodig heeft. Dat zelfs toewijding niet oneindig kan branden zonder verzorging.
Elf jaar geleden vroeg ik voor het eerst geld voor mijn activiteiten. Dat voelde ongemakkelijk. Alsof ik een drempel overstapte die ik liever had vermeden. Alsof ik iets heiligs aantastte. Ik hield mijn tarieven laag. Te laag. €7,50 voor een workshop, €29 voor een uitgebreid consult. En ergens hoopte ik dat niemand daar iets van zou vinden. Dat niemand zou denken: wie denk jij wel dat je bent?
Pas later zag ik hoeveel ruimte ik mezelf daarmee ontzegde. Hoe weinig toestemming ik mezelf gaf om ook gedragen te worden. Want wat vaak onzichtbaar blijft, is hoeveel dit pad vraagt. Opleidingen, boeken, retraites, reizen naar India, verblijven in ashrams, jaren van begeleiding door leraren, dagelijkse sadhana. Soms onder omstandigheden die allesbehalve comfortabel waren. Daar zijn meer dan twintig jaar en tienduizenden euro’s in gegaan. En dan heb ik het nog niet eens over de innerlijke weg: de twijfel, de eenzaamheid, het afpellen van oude lagen, het steeds opnieuw beginnen.
Toch leefde er diep in mij het idee dat spiritualiteit gratis zou moeten zijn. Dat geld het vervuilt. En ja, geld kan vervuilen. Maar het kan ook dragen. Voeden. Ruimte scheppen.
Mijn lichaam moest me dat leren. Burn-outs zijn daarin meedogenloos eerlijk. Ze ontstaan niet omdat je te weinig doet, maar omdat je structureel over je grenzen gaat. Bij mij zat die grens niet alleen in te hard werken, maar vooral in blijven geven zonder te ontvangen. In leeglopen, terwijl ik dat spiritueel probeerde te rechtvaardigen.
In India viel het kwartje echt. Mijn leraren daar hadden geen moeite met uitwisseling. “Energie moet stromen,” zeiden ze. Als jij alleen maar geeft en niet ontvangt, raakt die stroom verstoord. Dat is geen seva, geen dienstbaarheid. Dat is zelfverwaarlozing. En ook dat, leerde ik, kan een vorm van ego zijn: denken dat je boven menselijke wetten staat.
Sindsdien kies ik bewuster. Zachter én steviger. Niet iedereen hoeft bij mij te zijn. Niet iedereen hoeft toegang te hebben tot alles wat ik draag. Dat is geen hardheid. Geen arrogantie. Het is zorg. Voor mezelf. En misschien ook voor Dharma zelf. Want wat niets kost, wordt vaak ook niet werkelijk ontvangen.
De mensen die blijven, zijn vaak degenen die voelen dat dit geen losse kennis is. Dat wat hier gedeeld wordt, voortkomt uit jaren van studie, toewijding en keuzes die niet altijd gemakkelijk waren. Zij begrijpen dat die diepte ook iets vraagt; van beide kanten. Niet om beter te zijn, maar om werkelijk aanwezig te zijn.
Geld verdienen met mijn passie betekent voor mij niet rijk worden. Het betekent ruimte creëren. Ruimte om niet op te branden. Ruimte om te blijven leren. Ruimte om te blijven geven, zonder mezelf te verliezen. Zodat ik Dharma kan blijven leven en doorgeven: geworteld, doorleefd en in balans.
Met open handen.
En met mezelf er nog bij.




