Het scheppingsverhaal volgens de Veda’s
Nasadiya Sukta: het lied van het niet-bestaan
De Nasadiya Sukta is een van de oudste hymnen uit de Rigveda. Het bijzondere aan deze tekst is dat hij geen stellig antwoord geeft op de vraag naar het begin, maar juist vol vragen staat. Wat was er in het begin? Was er iets of niets? Was er duisternis of licht? Was er een boven of beneden? De hymne schetst een tijd waarin er nog geen hemel, aarde of goden waren. Zelfs de adem, het symbool van leven, bestond nog niet. Het enige dat genoemd wordt is een soort ongedifferentieerde oeroceaan, een toestand zonder grenzen of vormen.
Deze hymne eindigt met een opmerkelijke gedachte: misschien weet zelfs de hoogste god niet hoe het werkelijk begon. Daarmee laat de Nasadiya Sukta zien dat schepping een mysterie is dat ons verstand te boven gaat. Het moedigt de lezer niet aan om te zoeken naar een definitief antwoord, maar om te leven met de openheid van verwondering. Schepping wordt hier niet beschreven als een vaststaand feit, maar als een raadsel dat ons uitnodigt tot bescheidenheid en nieuwsgierigheid.
Hiranyagarbha Sukta: het gouden kosmische ei
In de Hiranyagarbha Sukta verschijnt een heel ander beeld: dat van een Hiranyagarbha, een gouden kosmisch ei. Dit ei zweefde in de oerwateren en bevatte in zichzelf alle mogelijkheden van het universum. Uit dit ene, stralende zaad ontstond de hemel, de aarde, de zon, de maan, de goden en de mensen. Alles wat wij kennen wordt gezien als een ontvouwing uit dit ene oervormloze geheel.
Het beeld van het gouden ei legt de nadruk op schepping als geboorte. Het universum wordt niet plotseling gemaakt, maar groeit langzaam vanuit een kiem die alles in zich draagt. Daarmee benadrukt deze hymne dat alles verbonden is met één oorsprong: of we nu sterren, rivieren of mensen zijn, we komen allemaal voort uit hetzelfde kosmische zaad. De Hiranyagarbha Sukta roept zo een gevoel van eenheid op: alles is familie, geworteld in dezelfde bron.
Purusha Sukta: het kosmisch offer
De Purusha Sukta vertelt over Purusha, een oerwezen dat zo groot was dat hij hemel en aarde tegelijk omvatte. Dit wezen werd in een kosmisch offer geofferd door de goden. Uit zijn lichaam ontstond de hele wereld: de maan uit zijn geest, de zon uit zijn oog, de lucht uit zijn adem, en de aarde uit zijn voeten. Zelfs de indeling van de samenleving zou uit zijn lichaam zijn voortgekomen: priesters uit zijn mond, krijgers uit zijn armen, boeren uit zijn benen en arbeiders uit zijn voeten.
Het bijzondere aan dit verhaal is dat schepping hier niet gebeurt door een god die iets maakt, maar door een offer: het Ene geeft zichzelf weg, zodat de veelheid kan ontstaan. De Purusha Sukta benadrukt dat alles in de wereld heilig is, omdat het deel uitmaakt van dit ene kosmische wezen. Het herinnert mensen eraan dat het leven alleen in stand kan blijven door offers: door geven, delen en dienen. Schepping is hier dus niet alleen een gebeurtenis van vroeger, maar ook een voortdurende oproep om in harmonie met elkaar en met het grotere geheel te leven.
Het scheppingsverhaal volgens de Upanishads
De Upanishads laten ons zien dat schepping meer is dan een eenmalige gebeurtenis in een ver verleden. Het gaat niet alleen om hoe hemel en aarde ooit zijn ontstaan, maar ook om de diepere vraag: waar komt bewustzijn vandaan, en hoe drukt het zich uit?
Soms beschrijven de Upanishads schepping stap voor stap: van ruimte naar lucht, van water naar aarde, tot aan planten, voedsel en de mens. Soms gaat het om meer filosofische beelden, zoals Sat (het ene Zijn) dat zich vermenigvuldigt, of Atman dat uit verlangen een tweede schept. En soms gaat het juist om de kracht van prana, de adem die het hele universum bezielt.
Wat al deze verhalen gemeen hebben, is dat ze ons leren dat de oorsprong van alles niet buiten ons ligt, maar in onszelf aanwezig is. Wij zijn geen toeschouwers van de schepping, maar een levend deel ervan. In onze adem, in ons bewustzijn, in ons verlangen en onze verbinding met de natuur vinden we de sporen terug van datzelfde oerbegin.
Brihadaranyaka Upanishad: het Zelf als oorsprong
De Brihadaranyaka Upanishad (een van de oudste en grootste Upanishads) vertelt dat in het begin alleen het Atman, het Zelf, bestond. Dit Zelf was één en zonder tweede. Op een bepaald moment ontstond er een verlangen: om zichzelf te ervaren en zich te vermenigvuldigen. Uit dit verlangen werd een tweede gecreëerd, en uit hun ontmoeting vloeide de veelheid van wezens voort – goden, mensen en dieren. Het begin van de wereld wordt hier dus verbonden met de innerlijke beweging van het Zelf.
De kern van dit scheppingsverhaal is dat alles uit hetzelfde bewustzijn voortkomt. Schepping is niet een extern werk van een god die van buitenaf iets maakt, maar een uitdrukking van het Zelf dat zich uitbreidt en zichzelf in vele vormen ervaart. Het herinnert ons eraan dat wij in wezen allemaal uit dezelfde bron komen en daardoor diep verbonden zijn.
Chandogya Upanishad: Sat, het ene Zijn
De Chandogya Upanishad stelt dat in het begin slechts Sat bestond, “het Zijn”, één zonder tweede. Dit ene Zijn besloot: “Laat mij velen worden, laat mij groeien.” Vanuit dat besluit ontstond warmte, vervolgens water en daarna voedsel. Uit deze drie basiselementen ontwikkelden zich alle wezens. Elk levend wezen wordt dus gezien als een transformatie van dat oorspronkelijke Zijn.
Het verhaal legt de nadruk op eenheid: ondanks de veelheid van vormen blijft alles uiteindelijk Sat. Het Ene verdwijnt niet wanneer het zich vermenigvuldigt, zoals een kaarsvlam die duizenden andere vlammen kan aansteken zonder zelf te doven. Zo leert de Chandogya ons dat schepping geen scheiding betekent, maar een voortdurende aanwezigheid van het Ene in alles wat leeft.
Taittiriya Upanishad: lagen van de schepping
De Taittiriya Upanishad beschrijft schepping in lagen. Eerst ontstond uit het Ene het element ether (ruimte). Daaruit kwamen achtereenvolgens lucht, vuur, water en aarde voort. Uit de aarde groeiden planten, en uit planten het voedsel waarvan mensen leven. Zo ontvouwt de schepping zich stap voor stap van subtiel naar grof, van kosmos tot mens.
Wat dit verhaal bijzonder maakt, is dat het de mens als hoogtepunt van schepping ziet, maar tegelijk duidelijk maakt dat de mens afhankelijk is van alles wat eraan voorafgaat: van aarde, water en planten. Het leert ons dat schepping een samenhangend geheel is, waarin niets los van het andere kan bestaan. Het is een uitnodiging tot eerbied voor de natuur en voor de onderlinge verbondenheid van alle wezens.
Aitareya Upanishad: de schepper en de mens
De Aitareya Upanishad vertelt dat in het begin alleen Atman bestond. Deze Atman besloot de wereld te scheppen en vormde hemel, water en aarde. Daarna riep hij uit zichzelf de goden, dieren en mensen tevoorschijn. In dit proces werd de mens gezien als de drager van bewustzijn, degene die de schepping kan ervaren en begrijpen.
Hier wordt de schepping voorgesteld als een bewuste daad van het Zelf. Het bijzondere is dat de Upanishad benadrukt dat de mens een centrale rol speelt: de mens is niet zomaar een product van schepping, maar ook de plek waar de schepper zichzelf herkent. Daarmee nodigt deze tekst ons uit om onze eigen bewustzijnskracht te zien als een weerspiegeling van de oerkracht die alles schiep.
Prashna Upanishad: adem en levenskracht
De Prashna Upanishad behandelt schepping op een andere manier. Hier wordt verteld dat prana, de levensadem, de ware schepper en onderhouder is. Uit prana zijn hemel en aarde ontstaan, maar ook de zon en de maan. Zonder prana zou niets bestaan, want het is de energie die alles bezielt en samenhoudt.
Dit scheppingsbeeld legt de nadruk op het belang van adem en levenskracht. Schepping wordt niet alleen voorgesteld als een gebeurtenis uit het verre verleden, maar als een voortdurende stroom die in elk moment doorgaat. Zolang er adem is, is er leven en schepping. Het leert ons dat we via onze adem direct verbonden zijn met de kracht die het hele universum tot stand bracht.
Het scheppingsverhaal volgens de Purana’s
De Purana’s vertellen schepping als een rijk, kleurrijk verhaal vol goden, wonderen en cycli van ontstaan en vergaan. In deze teksten zien we Vishnu op de oerzee als eeuwige bron, Brahma die uit deze bron de werelden schept, en de cycli van schepping en vernietiging die voortdurend terugkeren. Alles in de Purana’s benadrukt dat schepping een dynamisch, voortdurend proces is: geen eenmalig begin, maar een ritmische beweging van ontstaan, instandhouding en vergaan.
Daarnaast laten mythische verhalen zoals het karnen van de melkoceaan zien dat schepping een samenspel is van tegengestelde krachten. Uit dezelfde bron kunnen zowel levensbrengende als gevaarlijke energieën ontstaan. Samenwerking, evenwicht en moeite zijn nodig om iets moois en blijvends te scheppen. Zo nodigen de Purana’s ons uit om schepping te zien als iets dat voortdurend in beweging is, waarin ook ons eigen leven, onze uitdagingen en onze keuzes een plek hebben in het grotere geheel.
Vishnu op de oerzee
In veel Purana’s begint het verhaal bij Vishnu, de instandhouder van het universum. Hij ligt in een diepe slaap op de eindeloze oerzee, rustend op de kosmische slang Ananta. Uit zijn navel ontspringt een lotus, en in die lotus verschijnt Brahma, de schepper. Brahma kijkt om zich heen en begint, met de kracht die hij van Vishnu ontvangt, de wereld te scheppen: hemel en aarde, goden, mensen en natuur.
Dit verhaal benadrukt dat de schepping niet op zichzelf staat, maar voortkomt uit een eeuwige orde. Vishnu symboliseert het tijdloze fundament van het bestaan, Brahma de creatieve kracht die steeds opnieuw vormen schept. Zo wordt schepping niet gezien als een beginpunt, maar als een voortdurende stroom die rust op een oneindige bron.
Brahma als schepper
In andere Purana’s ligt de nadruk vooral op Brahma zelf. Hij wordt beschreven als de god die uit zichzelf de werelden ordent: eerst de hemelen en de aarde, daarna de zeeën, bergen, rivieren en uiteindelijk de levende wezens. Zijn taak is om structuur aan te brengen in de chaos en de kosmos leefbaar te maken.
Toch wordt Brahma in de verhalen vaak minder vereerd dan Vishnu en Shiva. Dit heeft een betekenis: schepping is niet het hoogste doel, maar een onderdeel van een groter geheel. Wat geschapen wordt, zal uiteindelijk ook weer vergaan, om later opnieuw geboren te worden. De Purana’s plaatsen schepping dus in een bredere cyclus van ontstaan, instandhouding en vernietiging.
Cycli van schepping en vernietiging
Een belangrijk thema in de Purana’s is dat schepping niet eenmalig is, maar zich eindeloos herhaalt. Een dag van Brahma – waarin de wereld geschapen, onderhouden en weer opgelost wordt – duurt miljarden menselijke jaren. Na zijn dag volgt zijn nacht, waarin alles terugkeert tot rust. Daarna begint het opnieuw.
Dit cyclische denken geeft een heel ander beeld dan in veel westerse tradities: er is geen absoluut begin en geen definitief einde. De schepping is als een kosmische ademhaling – een voortdurende beweging van expansie en inkrimping, ontstaan en terugkeer. Het leert dat ook ons eigen leven deel uitmaakt van deze eeuwige ritmische stroom.
Het karnen van de melkoceaan
Een van de beroemdste verhalen uit de Purana’s is het karnen van de melkoceaan. Goden en demonen, normaal elkaars tegenstanders, werkten samen om uit de oerzee de nectar van onsterfelijkheid (amrita) te verkrijgen. Ze gebruikten de berg Mandara als karnstok en de slang Vasuki als touw. Door samen de oceaan te karnen kwamen er talloze wonderlijke dingen tevoorschijn: hemelse wezens, heilige voorwerpen, maar ook gif dat bijna het universum verwoestte. Pas na veel moeite verscheen uiteindelijk de nectar.
Dit verhaal wordt vaak gezien als een symbool van schepping. Uit de oeroceaan komen zowel positieve als gevaarlijke krachten voort. Voor leven en onsterfelijkheid moet er strijd, samenwerking en evenwicht zijn. Het karnen van de melkoceaan laat zien dat schepping geen eenvoudig proces is, maar een dynamisch spel van tegengestelde krachten. Het vertelt ons dat ook in ons eigen leven groei vaak voortkomt uit worsteling en samenwerking.
Het scheppingsverhaal volgens de Shaddarshana
De zes filosofische scholen tonen zes manieren om naar schepping te kijken: logisch, materieel, bewustzijnsgericht, ervaringsgericht, ritueel en metafysisch. Samen laten ze zien dat schepping niet één verhaal is, maar vele lagen heeft. Soms gaat het om materie, soms om energie, soms om ritueel, soms om bewustzijn. Al deze visies nodigen ons uit om de wereld en onszelf op verschillende manieren te begrijpen, en steeds opnieuw het mysterie van ontstaan en verbondenheid te ervaren.
1. Nyaya: schepping door oorzaak en logisch denken
De Nyaya-school staat bekend om zijn logica en systematische redenering. Volgens Nyaya moet de wereld een eerste oorzaak hebben: alles wat bestaat, heeft een oorzaak. Die eerste oorzaak is God of een ultieme werkelijkheid. Schepping wordt hier niet beschreven met mythen of verhalen, maar als een logisch gevolg: het universum had een beginpunt dat alles mogelijk maakte.
Het bijzondere aan Nyaya is dat het de schepping toegankelijk maakt voor het menselijke verstand. Door oorzaak en gevolg te onderzoeken, kunnen we iets begrijpen van het ontstaan van alles om ons heen. Het nodigt uit tot nadenken over hoe alles samenhangt en waarom er orde en regelmaat in het universum is.
2. Vaisheshika: schepping uit atomaire bouwstenen
Vaisheshika legt de nadruk op materie. Alles wat bestaat is opgebouwd uit kleine deeltjes, de anu’s (atomen). De schepping is het proces waarbij deze atomen zich combineren tot de vormen die wij kennen: hemel, aarde, planten, dieren en mensen. Het universum is een zorgvuldig geordend geheel van deeltjes en krachten.
Deze school laat zien dat schepping niet zomaar uit het niets ontstaat, maar voortkomt uit een ordening van materie. Het benadrukt het belang van structuur, wetmatigheid en samenhang in de kosmos. Voor de mens betekent dit dat alles wat leeft en groeit onderdeel is van een groter patroon, dat kan worden bestudeerd en begrepen.
3. Sankhya: schepping als dans van bewustzijn en materie
De Sankhya-school ziet schepping als een spel tussen Purusha (bewustzijn) en Prakriti (materie/natuur). Purusha is passief, puur waarnemend; Prakriti is actief en creatief. Wanneer Purusha zich weerspiegelt in Prakriti, ontvouwt zich de kosmos stap voor stap. Alles wat bestaat – van sterren tot mensen – is een uitdrukking van deze interactie.
Het beeld van Sankhya laat zien dat schepping een dynamisch proces is, een dans van bewustzijn en energie. Alles wat we zien in de wereld is een manifestatie van die relatie. Het nodigt ons uit te zien dat bewustzijn en materie onafscheidelijk verbonden zijn en elkaar voortdurend beïnvloeden.
4. Yoga: schepping door ervaring en meditatie
De Yoga-school volgt het Sankhya-systeem, maar legt de nadruk op ervaring. Schepping wordt niet alleen begrepen met het verstand, maar ook door innerlijke oefening: meditatie, ademhaling en concentratie. In diepe stilte kan men waarnemen hoe de veelheid uit de eenheid ontstaat, en hoe bewustzijn alles doordringt.
Hier wordt schepping een persoonlijke ervaring. Het nodigt ons uit om te zien dat de wereld niet losstaat van ons bewustzijn. Door yoga kunnen we de kosmos in onszelf ontdekken en ervaren hoe alles verbonden is met een diepere, innerlijke bron.
5. Purva Mimamsa: schepping via rituelen en offers
Purva Mimamsa benadrukt de kracht van rituelen en Veda-mantra’s. Volgens deze school blijven de wereld en het universum bestaan doordat de juiste rituelen en offers worden uitgevoerd. Schepping is hierdoor een voortdurende handeling: door het uitvoeren van rituelen blijft de kosmos in balans.
Het bijzondere is dat schepping hier niet alleen een abstract idee is, maar een dagelijkse praktijk. Mensen kunnen door hun acties, gebeden en offers direct bijdragen aan het voortbestaan en de orde van de wereld. Het leert dat onze handelingen betekenis hebben, zowel voor onszelf als voor het grotere geheel.
6. Uttara Mimamsa/Vedanta: schepping als verschijning van het Ene
Vedanta, of Uttara Mimamsa, stelt dat het universum niet echt losstaat van Brahman, het absolute. Wat wij zien als schepping is slechts een verschijning – als golven op de oceaan. In wezen is alles één, tijdloos en ongeschapen. Schepping is dus geen absoluut begin, maar een manifestatie van de ene werkelijkheid.
Deze visie laat zien dat de veelheid en diversiteit van de wereld niet losstaat van het Ene. Alles wat bestaat – wijzelf, de sterren, de aarde – is een verschijningsvorm van dezelfde bron. Het nodigt uit om voorbij uiterlijke vormen te kijken en de diepe eenheid achter alles te ervaren.