Monotheïstisch hindoeïsme: één God
In het monotheïstisch hindoeïsme staat één hoogste God centraal, de bron van alles en schepper van het universum. In de Bhagavad Purana wordt Krishna beschreven als de Allerhoogste, waar alle andere vormen uit voortkomen. In de Shiva Purana is dat Shiva, in de Vishnu Purana Vishnu, enzovoorts. In de Veda’s en Upanishads wordt het vormloze oerprincipe, Brahman, genoemd als oorsprong van alles.
Hoewel het hindoeïsme talloze goden en godinnen kent, worden deze vaak gezien als verschillende gedaantes van die ene werkelijkheid. Vishnu is beschermer van het universum, Shiva vernietiger en vernieuwer, Durga de Moedergodin… Achter al deze namen en vormen schuilt dezelfde goddelijke kracht. Monotheïstisch hindoeïsme benadrukt de eenheid achter de veelheid en laat zien dat mensen één God op verschillende manieren kunnen benaderen.
Polytheïstisch hindoeïsme: vele goden
Veel mensen associëren hindoeïsme met polytheïsme: meerdere goden die in tempels en rituelen een belangrijke rol spelen, zoals Ganesha, Lakshmi, Sarasvati, Hanuman, Durga, Rama, Krishna, Vishnu en Shiva. Deze goden zijn geen abstracte symbolen, maar levende krachten die mensen in hun dagelijks leven ondersteunen.
Hindoes kiezen vaak op basis van familie, regio of persoonlijke voorkeur welke goden zij vereren. In verhalen uit de Ramayana, Mahabharata en de Purana’s spelen goden een centrale rol, zodat mensen zich verbonden voelen met hun eigenschappen en idealen. In het polytheïstisch hindoeïsme vertegenwoordigt elke god een specifieke energie of aspect van het universum, een concept dat vaak dvaita of “dualiteit” wordt genoemd.
Monistisch hindoeïsme: alles is één
Monisme is vooral een filosofische benadering die ervan uitgaat dat alles uiteindelijk één werkelijkheid is: Brahman. In de Upanishads wordt Brahman beschreven als het eeuwige, vormloze en alomvattende bewustzijn. Alles wat we zien – van de natuur tot de goden – is een tijdelijke verschijning van dat ene principe.
Hier is er geen scheiding tussen mens en God. Het innerlijke zelf (atman) is in wezen identiek aan Brahman. Het doel van het leven is dit inzicht ervaren, beseffen dat jij en de werkelijkheid één zijn. Dit wordt moksha, spirituele bevrijding, genoemd. Monistisch hindoeïsme legt minder nadruk op verering van een persoonlijke God en meer op het ervaren van eenheid met alles wat bestaat. Deze benadering wordt ook wel advaita of “non-dualiteit” genoemd.
Atheïstisch hindoeïsme: religie zonder God
Wat veel mensen niet weten, is dat het hindoeïsme ook atheïstische stromingen kent. Filosofische scholen zoals Sankhya en Purva Mimamsa erkennen geen scheppende of almachtige God. In Sankhya draait alles om de wisselwerking tussen Purusha (bewustzijn) en Prakriti (materie). Alles ontstaat en verdwijnt door deze twee krachten, zonder een goddelijke hand.
De Purva Mimamsa legt de nadruk op rituelen en dharma en ziet de Veda’s als bron van kennis en autoriteit. Voor hen hebben rituelen hun eigen kracht, onafhankelijk van een god. Deze tradities laten zien dat je ook zonder geloof in God een spiritueel en religieus leven kunt leiden, waarin plicht, kennis en discipline centraal staan.
Agnostisch hindoeïsme: twijfel over God
Naast geloof en ongeloof is er binnen het hindoeïsme ook ruimte voor twijfel. Teksten zoals de Nasadiya Sukta uit de Rigveda stellen openlijk de vraag of we ooit zeker kunnen weten waar de schepping vandaan komt, en of zelfs de goden dat weten.
Voor agnostische hindoes gaat spiritualiteit niet over zeker weten, maar over open blijven voor verwondering en ervaring. Ze richten zich op persoonlijke groei en bewustzijn, in plaats van op dogma’s of vaste geloofsideeën. Deze benadering spreekt ook moderne zoekers aan: niet iedereen gelooft in een traditionele God, maar veel mensen zoeken wel verbinding, zingeving en een dieper begrip van het leven.